Vaccins beschermen op twee manieren tegen verdere verspreiding van het coronavirus: ze verminderen het risico op infectie en maken gevaccineerde personen minder besmettelijk als deze toch geïnfecteerd raakt. Dat blijkt uit onderzoek van Sciensano, het Belgisch instituut voor gezondheid, dat gepubliceerd werd in het internationale vaktijdschrift Vaccine. De bevindingen stammen uit de periode vóór de deltavariant dominant werd in België.
In België werd voor de periode van 25 januari tot 24 juni 2021 geen onderscheid gemaakt tussen personen die reeds volledig gevaccineerd waren en personen die nog geen vaccin kregen: na een hoog-risicocontact volgde voor iedereen quarantaine en twee PCR-testen. Sciensano gebruikt die testresultaten en de gegevens van contact tracing nu om na te gaan hoe goed vaccinatie beschermt tegen een infectie met het coronavirus. De onderzoekers vergeleken het risico op een positieve test van 8.000 gevaccineerde hoog-risicocontacten met dat van 282.000 ongevaccineerde hoog-risicocontacten. Uit dat onderzoek blijkt dat volledige vaccinatie met een mRNA-vaccin (Pfizer of Moderna) de kans op infectie met 74 tot 85 procent verminderde. De bescherming was duidelijk beter na volledige vaccinatie dan na slechts 1 dosis van een mRNA-vaccin.
Als iemand na volledige vaccinatie toch nog geïnfecteerd raakt, is die persoon dan even besmettelijk als een ongevaccineerd persoon? De onderzoekers keken daarvoor naar besmettingen tussen 990 personen met een infectie na volledige vaccinatie (zogenaamde ‘index-gevallen’) en hun ongevaccineerde hoog-risicocontacten. De gevaccineerde indexgevallen gaven het virus 52 tot 62% minder vaak door dan ongevaccineerde indexgevallen. Beide soorten van bescherming kunnen ook samen voorkomen: als zowel het indexgeval als zijn hoog-risicocontact volledig gevaccineerd zijn, zijn er ongeveer 90% minder besmettingen dan bij contacten tussen ongevaccineerde personen.